De vraag wanneer wel en wanneer niet een leugen of een verzwijging reden geeft voor vernietiging van een overeenkomst, blijft reden voor procedures en dus gerechtelijke uitspraken en is naar mijn mening sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de geldende feiten. Ik leg het hiernavolgende geval voor.
Er wordt een bedrijfspand verkocht voor € 2,4 miljoen aan een B.V. De helft van de koopprijs wordt echter aan verkoper schuldig gebleven. Het verschuldigde bedrag wordt omgezet in een lening. Meneer X en Mevrouw Y zijn daarbij bovendien ieder persoonlijk aansprakelijk voor de afbetaling van de schuld ( dat is de helft van de koopprijs). Die aansprakelijkheid was als overeenkomst in een afzonderlijke akte vastgelegd, naast de koopovereenkomst. Het gekochte pand wordt verhuurd. Die huurder kan naar later blijkt de huur niet betalen en dat had al voor het sluiten van de koopovereenkomst door verkoper verteld kunnen worden. Meneer X en Mevrouw Y voelen zich daardoor door verkoper belazerd. Zij willen van de akte en dus van hun aansprakelijkheid af. Verkoper gaat daar echter niet mee akkoord. Uiteindelijk wordt hun geschil aan de hoogste rechter in Nederland voorgelegd, de Hoge Raad, omdat X en Y hun zaak bij het Gerechtshof hadden verloren. De Hoge Raad stelt X en Y in het gelijk. Het Gerechtshof had gesteld, dat de verkoper inderdaad onjuiste mededelingen had gedaan, of dingen had verzwegen, maar dat dit niet de kern van de overeenkomst betrof. Volgens de Hoge Raad ging het daar niet om. Volgens de Hoge Raad gaat het erom, dat meneer X en mevrouw Y de overeenkomst niet hadden gesloten, als verkoper voor het sluiten van de overeenkomst wel een juiste voorstelling van zaken had gegeven. In dat geval kunnen
zij volgens de Hoge Raad een geslaagd beroep op bedrog of dwaling doen. De akte kan dan vernietigd worden.
Naar mijn mening volkomen terecht.
Google als u wilt ECLI:NL:HR:2020:717. , om de feiten en de beslissing van de Hoge Raad te lezen.